Bouwmeester

De wedeteelt bracht voorspoed voor het dorp. Goeswijn deelde en leidde met milde hand. De ouderlingen van het dorp, zagen soms met lede ogen aan hoe langs de Plaats, ’s Heeren Straete en de Heerbaan nieuwe huizen verrezen. Vaak mensen van elders die hier, in dit vruchtbare en rijke dal, een toekomst werd aangewezen. Erg gewoon was dat niet, want de mensen waren gebonden aan hun heer en meester. Maar de heer van Binkom die hier rechten inde op de kerk, en de hertogen van Brabant, die wat verder langs de Tommen hun warande hadden, zagen heel wat voordelen in de nog onontgonnen gronden langs de zuidelijke heuvelrug en in de wedeteelt. Zij stuurden hun horigen uit, bouwden hoeven en huizen en verleenden die. 

De mensen langs de Oude Dieperik voelden zich somtijds ingesloten als muizen op een hooizolder. Aan de poel verrees een nieuw paanhuis. Nieuw volk bracht nieuwe noden. Het dorp groeide en telde meer huizen dan ooit tevoren. Op zondag zat de kerk afgeladen vol. In de winter zochten de mensen tijdens de zondagsmis tegen elkaar de warmte op zoals kuikens onder een hen. Maar in de hitte van de Oogstmaand stonk het er naar urine en het zweet van werkuren. Het was ooit groot genoeg geweest, zelfs voor de Allerhoogste die hier zijn eigen kerk had gebouwd en gewijd. Nu leek alles klein en volgestouwd zoals schoven in een schuur na een rijke oogst. 

Tijdens zijn handelstochten naar Loven en Brussel had Goeswijn de grote kerken en kathedralen gezien. Hoge koren met steunberen en wijde vensters die naar boven toe in een spits eindigden, ramen in glas-en-lood. Langs grote portalen betraden kerkgangers een breed schip met hoge beuken en gewelven. Beelden en retabels vertelden de verhalen van kerklegenden en heiligenlevens. Wat hier kon, kon thuis ook, dacht hij. Hij, de ongekroonde koning van Hakendover, gekleed in stof en hoed van wedeblauw.

Goeswijn

Langs ’s Heeren Straete liet hij een schaliënhuis bouwen, zoals de huizen van de gildemeesters te Loven en te Brussel, met gebakken steen en een zwart gewassen dak van schaliën dat blonk in de zomerzon. Een meester en koning waardig. Na de hoogmis kwamen de notabelen en herenboeren van het dorp bij hem langs, zoals duiven altijd naast andere duiven gaan zitten om schijnbaar argeloos op te pikken wat er te rapen valt. Hier, in dit stenen huis, vergaderde ook de schepenbank en sprak men recht over alle onderhorigen.

Het was de dag van de Kerkwijding in de Louwmaand van het jaar 1413. Walter van Binkom, kerkmeester, kwam met zijn gevolg van ruiters en zijn schildknaap Thomas Thomas over de heerweg aan gereden. De koets waarin hij gezeten was, kraakte telkens een wiel door een plas modder reed. Goeswijn heette hem van harte welkom in het Schaliënhuis.   Ze schudden elkaar hartelijk de hand en Goeswijn legde zijn hand op Walters schouder als waren ze al jaren met elkaar bevriend. 
De heer Zauwels zal er elk ogenblik zijn, zei Goeswijn, terwijl ze plaats namen aan de lange houten tafel in de kamer die voor een ridderzaal kon doorgaan. Onder het drinken van menig beker wijn, rolde Goeswijn de plannen open van de bouwmeester die hij te Loven had ontmoet. 

Kijk, zei hij, terwijl hij met zijn rechterhand de plooien van het plan gladstreek, zo zal het worden

Op dat moment stapte Nicolaus Zauwels, de andere kerkmeester, de kamer binnen. 

Het schip van de kerk zullen we verhogen, verduidelijkte Goeswijn, en het oude koor en sacristie halen we neer. Daar komt een koor met spitse ramen, veel groter dan nu. 

In de daaropvolgende maanden werden het koor en een groot deel van het schip neergehaald zoals de engelen of duivels hadden gedaan met de eerste kerken op de Hooibout en de Steenberg. Het oude volk in de Dieperik keek met open mond. 
Clara en Hendrik…. Ze keren zich om in hun graf, mompelden ze. 

Alsof het niet anders kon zijn, leidde de nieuwe bouwmeester een groep van twaalf bouwvakkers en steenkappers. Steen voor steen, balk voor balk, zo verrezen schip en koor, met een grootsere pracht en praal als ooit te voren, een koning waardig. Zoveel meer luister en pracht. Nog meer bedevaarders zouden naar hier komen, fluisterden Walter en Nikolaus tegen elkaar. Ze gniffelden en smeedden grootse plannen. 

Volgend hoofdstuk